California

California
Limantour beach, Point Reyes

vrijdag 3 april 2015

Het jargon van Els

Zoals (bijna) elke muziekschoolleerling weet Kek wat allegro, adagio, vivace, ... betekenen! 
Het was bij haar entrée in de muziekacademie van Schoten toch even wennen aan termen als 'smeren', 'janken' en 'wippen' om er maar een paar te noemen. 

Tijdens een samenspelsessie waar we met een tiental fluitisten heel erg ons best deden om op de juiste manier te 'wippen' en ook om de muziek voldoende 'doorzichtig' te maken, groeide het idee voor een lijstje.
(Lijstjes maken is een favoriete bezigheid van Kek)
Bij sommige termen kan Kek zich al wel iets voorstellen, andere zijn nog steeds vrij duister, vandaar de vraagtekens. 
En let wel, begrijpen is nog net iets anders dan toepassen. Janken kent iedereen wel, maar hoe dat op een blokfluit moet...
Wekelijks komen er nieuwe variaties bij. Els haar fantasie kent geen grenzen. 
Hier volgt een kleine bloemlezing uit de creatieve en plastische terminologie van Els, sinds twee jaar Kek haar blokfluitjuf.

Aandringen: een soort van crescendo, toename van het gehalte janken of wanhopig

Actief: elke noot beleven en benadrukken door articulatie
Niet actief: op de achtergrond, als begeleiding

Afsluiten: iets met articulatie, waardoor korte noten 'pit' krijgen en écht kort worden

Afzetten: een kleine onderbreking maken tussen twee noten

Als een bazooka: veel te hard en te luid. Krijgen we wel eens als kritiek bij een zichtlezing als een fluitist al blij is dat hij/zij alle noten tijdig kan lezen en spelen...

Als een dartel veulen: huppelend over de noten, speels?

Breed: noten lang genoeg spelen en zeker niet van elkaar afzetten, breed kan ook vaak mild zijn. Largo?

Dansant: dansend, heeft met de maatsoort te maken, lijkt soms op wippen (zie aldaar)

Doorzichtig: is nog steeds een beetje een raadsel, licht en alleszins niet luid of met nadruk, transparant als het ware

Energiek: elke noot krachtig beleven, moet ook pittig zijn, heeft heel wat met articulatie te maken, misschien soms ook met afsluiten

Flauw: als begeleiding spelen, zachte articulatie, lijkt op pitloos

Inmengen: de eigen slotnoot laten passen on het slotakkoord

Janken: niet heel duidelijk, smeren in t kwadraat? Dolente? Doloroso?

Lineair denken: niet teveel nuanceren?

Lyrisch: op een emotionele wijze enthousiast?

Mild: alleszins zacht en licht gebonden, een beetje zweverig

Opbouwen: van flauw naar stevig, of eigenlijk, voor zover dat kan op een blokfluit, sterker worden, crescendo als het ware

Pitloos: als begeleiding spelen, zachte articulatie, lijkt op flauw

Smeren: niet heel duidelijk, noten aaneenplakken, eerder breed?

Smooth: smerend?

Stabiel: zorgen dat toonhoogte niet verandert, vooral belangrijk bij lange eindnoten

Uitbundig: tegelijk energiek en actief?

Wanhopig: janken tot een hogere macht

Wippen (als op een trampoline, wel te verstaan): springen van de ene noot naar de andere, maar niet om het even hoe, sommige noten zijn springplank, andere niet

Zingen: mooi en genuanceerd?

En bij dat alles moeten ook de verhoudingen steeds kloppen. Dat is vooral van toepassing bij maatwisselingen en niet altijd simpel. 
Het resultaat mag er zijn: we spelen mooie stukken mooi!

Misschien is dit lijstje ook bruikbaar voor een nieuwkomer in de blokfluitgroep?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten